De jaren ’50 worden vaak herinnerd aan Christian Diors “New Look”, een silhouet gekenmerkt door een smalle taille, volle rok en zachte schouders. Deze iconische stijl belichaamde de vrouwelijkheid en glamour van na de oorlog en beïnvloedde modetrends wereldwijd. De modegeschiedenis van het decennium is echter rijker en diverser dan alleen deze ene look. Er ontstond een veelvoud aan stijlen, die vrouwen een nieuwe vrijheid van keuze in hun garderobe boden.
Modeconservator Daniel Milford-Cottam benadrukt in zijn boek Fashion in the 1950s de opkomst van diverse stijlvolle opties. Hij merkt op dat twee vrouwen er even modieus uit konden zien terwijl ze volledig verschillende outfits droegen, wat het uitbreidende modebeeld van die tijd laat zien. Volle rokken, smalle rokken, nauwsluitende kokerjurken en losse sack dresses bestonden naast elkaar, wat een verschuiving weerspiegelde van één dominante trend. Dit concept van keuze, in plaats van strikte naleving van één stijl, was een nieuw aspect van de jaren ’50.
Naarmate het decennium vorderde, diversifieerden invloedrijke ontwerpers zoals Cristóbal Balenciaga, Charles James en Hubert de Givenchy de modekeuzes verder door innovatieve silhouetten te introduceren. James Laver, in Costume and Fashion: A Concise History, observeert een beweging naar minder gestructureerde en rechtere snitten in kleding naarmate de jaren ’50 vorderden. Deze verschuiving wordt geïllustreerd door het recht gesneden pak, ontwikkeld door Chanel, Dior en Balenciaga. In tegenstelling tot de nadruk op rondingen van de New Look, accentueerde het recht gesneden pak, met zijn jasje dat op het breedste punt van de heupen hing, de natuurlijke vorm van een vrouw.
Later in het decennium wonnen kokerjurken en chemisejurken met hoge taille aan populariteit. Balenciaga’s introductie van de chemisejurk in 1957 markeerde een significante afwijking van de stijlen met volle rokken van de vroege jaren ’50. Deze nieuwere silhouetten boden een meer gestroomlijnde en moderne esthetiek.
Terwijl haute couture floreerde, zette de sportswear-trend zijn sterke aanwezigheid vanuit het vorige decennium voort. De Amerikaanse ontwerpster Claire McCardell, bekend om haar praktische en comfortabele ontwerpen, bleef een prominent figuur. Haar kenmerkende wikkeljurken en innovatieve capribroeken met bijpassende tops boden stijlvolle maar casual alternatieven voor meer formele kleding. Vooral jonge vrouwen omarmden McCardell’s sportswear en minder formele stijlen zoals zomerjurken en badpakken, waarmee ze een voorkeur voor comfort en praktische bruikbaarheid lieten zien.
Misschien wel het meest duurzame symbool van casual mode uit de jaren ’50 is de “poodle rok”. Deze ronde vilten rokken, gemaakt door Juli Lynne Charlot, vaak versierd met verschillende versieringen (niet alleen poedels), werden een nietje in de tienermode. Doorgaans gecombineerd met strak gebreide twinsets, weerspiegelden poodle rokken, hoewel meer casual dan Parijse haute couture, nog steeds het silhouet van de New Look met een gedefinieerde taille en volle rok. Ze vertegenwoordigden een jeugdige en speelse interpretatie van de heersende modetrends van het decennium.